[De samenroeping der Synode]

De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland

onder redactie van H.H. Kuyper e.a., Amsterdam (De Heraut)
Nr. 2493 (1 november 1925)

a



Amsterdam, 30 Oct. 1925.


Op het verzoek der Particuliere Synode van Noord-Holland om zoodra mogelijk een buitengewone Generale Synode saam te roepen, heeft de Kerkeraad van Assen, die met de saamroeping der Generale Synode belast is, geantwoord, dat aan dit verzoek blijkens art. 50 K.O. eerst dan kan voldaan worden, als naar het oordeel van ten minste twee Particuliere Synoden de Generale Synode binnen de drie jaar moet worden bijeengeroepen.

Gelijk van zelf spreekt, kan de Synode van Noord-Holland niet anders doen dan als haar oordeel uitspreken, dat de samenkomst eener buitengewone Generale Synode noodig was, en het verzoek daartoe aan de roepende Kerk overbrengen. De roepende Kerk heeft dan te beoordeelen, of zij, die de verantwoordelijkheid der Generale Synode te dragen heeft, aan dit verzoek kan voldoen. En indien de roepende Kerk meent deze verantwoordelijkheid niet op zich te kunnen nemen dan wanneer naar Art. 50 dit verzoek ook door een andere Particuliere Synode gesteund wordt, dan is dit haar volkomen recht.

De vraag, of dit beroep op Art. 50 der Kerkenorde wel juist is, aangezien dit artikel ziet op het vervroegen der Generale Synode en niet op het houden eener buitengewone Generale Synode, laten we hier in het midden. Zeker zijn beide niet hetzelfde. Een vervroegde Synode beteekent, dat de Generale Synode, die gewoonlijk om de drie jaren samenkomt, een of twee jaar vroeger zou saamkomen. Zoo staat het in den aanhef van Art. 50: de Nationale Synode zal ordinaarlijk alle drie jaren eens gehouden worden, ten ware dat er eenige dringende nood ware, om den tijd korter te nemen. Een buitengewone Generale Synode daarentegen komt alleen saam voor een bepaald doel, is een Synode ad hoc, en brengt geen verandering in de gewone samenkomsten der Synode. Maar al is er zeker onderscheid tusschen beiden, onze Kerkenorde regelt niet alle gevallen, maar geeft alleen de hoofdlijnen aan en daarom is het hier te doen.

Dat de Generale Synode om de drie jaar saamkomt, is natuurlijk omdat men de Kerken niet te veel met kosten heeft willen beladen. Toch heeft men steeds ingezien, dat er gewichtige oorzaken kunnen zijn, die een vervroegde of buitengewone samenkomst der Synode noodig maken. Vandaar dat in de Kerkenorde uitdrukkelijk werd uitgesproken, dat wanneer er eenige dringende nood was, van dezen regel kon worden afgeweken. Hierop valt dus alle nadruk. Het Gereformeerd Kerkrecht is nooit stijf reglementair. Salus ecclesiae suprema lex — het behoud der Kerk is de hoogste wet, wordt Voetius niet moede te herinneren. Zelfs al zou deze bijvoeging niet in Art. 50 staan, dan zou ze toch van zelf spreken. Het belang der Kerk staat boven elke reglementaire bepaling.

In onze oude Kerkenordeningen nu werd de beoordeeling, of er zulke dringende nood was om tusschentijds een Generale Synode saam te roepen, opgedragen aa nde roepende Kerk met gemeen advies van de Particuliere Synode, waartoe ze behoorde. Het laatste diende om een lichtvaardige beslissing te voorkomen. Zoo bleef deze bepaling gelden drie eeuwen lang. Eerst bij de revisie der Kerkenorde op de Synode van Utrecht in 1905 is hieraan toegevoegd, dat naar het oordeel van ten minste twee particuliere Synodes de buitengewone saamroeping eener Generale Synode noodzakelijk moet wezen. Vermoedelijk is dit geschied, omdat reeds op de voorafgaande Generale Synode te Arnhem in 1902 aan de roepende Kerk last was gegeven een vervroegde Generale Synode saam te roepen, wanneer twee particuliere Synodes dit vroegen, en men de Kerkenorde met dit besluit in overeenstemming wilde brengen.

Intusschen hebben onze Generale Synodes, die daarna gehouden zijn, wel getoond, dat zij deze bepaling toch niet beschouwden als een wet van Perzen en Meden, waarvan nimmer mocht afgeweken worden. De Generale Synode van Zwolle, 1911 gehouden, gaf last aan Curatoren der Theologische School, wanneer er tusschentijds een vacature onder de hoogleeraren ontstond, een buitengewone Generale Synode te doen saamkomen om een nieuwen hoogleeraar te benoemen (Art. 110) en in overeenstemming daarmede is zulk een buitengewone Generale Synode in 1912 in ’s Gravenhage bijeengekomen, zonder dat de Particuliere Synodes hierover haar oordeel hadden te kennen gegeven. En wat misschien nog meer zegt, in het Contract tusschen de Gereformeerde Kerken en de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag gesloten, wordt aan Deputaten tot oefening van het verband zelfs opgedragen in twee met name genoemde gevalllen de Generale Synode in buitengewone vergadering binnen zes maanden saam te roepen, ten einde een beslissing te nemen (Art. 8 en 9). Het geldt hier de benoeming en het ontslag van een Hoogleeraar in de Theologie, wanneer daarover tusschen Directeuren en Deputaten geen overeenstemming kan worden verkregen.

Nu is het zeker juist, dat in de hier genoemde gevallen de opdracht om een buitengewone Generale Synode saam te roepen, door de Generale Synode zelf is gegeven. Maar wanneer men zich op strikt reglementair standpunt stelt, dan zou de roepende Kerk, wanneer zulk een verzoek om een buitengewone Synode van Curatoren of Deputaten kwam, moeten antwoorden: De Kerkenorde bepaalt nu eenmaal, dat ik een buitengewone Synode niet mag saamroepen dan wanneer twee particuliere Synodes dit noodig oordeelen. Daaraan ben ik gehouden. Een opdracht door de Generale Synode aan u gegeven in strijd met dit Art. der Kerkenorde is niet wettig, want ook de Generale Synode is aan de Kerkenorde gebonden. Bijgevolg kan ik aan uw verzoek niet voldoen, zoolang niet minstens twee particuliere Synodes dit ondersteunen. Ik houd me aan de Kerkenorde; dat is mijn statuut.

Natuurlijk deelen wij dit „reglementaire” standpunt niet. We achten het zelfs in strijd met de beginselen van ons Kerkrecht. We wilden alleen laten zien, waartoe de consequentie van zulk een opvatting der Kerkenorde leidt. Prof. Rutgers, in zijn magistrale oratie over de geldigheid der oude Kerkenordening, is met kracht opgekomen tegen de opvatting, volgens welke, wat bindende kracht aangaat, Kerkenorde en Staatswet geheel met elkander gelijk worden gesteld, zoodat men slechts te vragen zou hebben, wat in de Artikelen der Kerkenorde geschreven staat, dat alles enkel daarom gebiedende macht zou hebben, onverzwakt zou moeten blijven gelden, totdat het formeel veranderd is en er nergens bij deze artikelen onderscheid zou mogen gemaakt worden en dat alles, zonder uitzondering toe te laten, zou moeten opgevolgd worden (blz. 38). Dat alles noemt Prof. Rutgers „formalisme” en „reglementaire preciesheid” (blz. 41).

Critiek op het besluit van Assen’s Kerkeraad is hiermede niet bedoeld. De Kerkeraad, die de verantwoordelijkheid draagt voor de bijeenroeping eener buitengewone Generale Synode, moet weten onder welke omstandigheden hij zich daartoe gerechtigd acht. Alleen meenden we er tegen te moeten opkomen, wanneer men oordeelt, dat de vraag opgelost is door een beroep op Art. 50. Er kunnen omstandigheden zijn van zoo ernstigen aard, dat een roepende Kerk over dergelijke reglementaire bepalingen zou moeten heenstappen. Wanneer een huis in brand staat, dan vraagt men niet naar reglementaire bepalingen, maar doet wat de nood gebiedt.

Laat ons intusschen hopen, dat, nu de roepende Kerk meent aan de letter van Art. 50 te moeten vasthouden, een andere Particuliere Synode het verzoek van Noord-Holland ondersteunen komt. Dit zal wel meer moeite opleveren, omdat de gewone samenkomsten der Particuliere Synodes reeds gehouden zijn, maar onmogelijk is het niet, wanener een buitengewone samenkomst van een Particuliere Synode wordt gehouden. En indien naar het oordeel van onze Generale Synode een tijdelijke vacature aan de Theologische School of een verschil van meening tusschen de Directeuren der V.U. en de Deputaten voor het verband over de benoeming of schorsing van een hoogleeraar genoegzame reden is om een buitengewone Synode saam te roepen, dan zal toch ieder wel toestemmen, dat de zaak, die thans aan de orde is, nog veel meer het belang onzer Kerken raakt.


H. H. K.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001