Hoofdstuk XXVIII. Het christelijk Onderwijs en de Nederlandsche taal in Amerika. Grandhaven — Grand Rapids.


Den laatsten avond van mijn verblijf in Holland, Woensdag 27 juli, was ik met mijn gastheer en gastvrouw genoodigd ten huize van den kassier Mokma, thans reeds overleden. Een breed gezelschap, o.a. Prof. Steffens, Dr. R.L. Haan, Ds. Robbert en echtgenoote, was hier tegenwoordig. Menig hartelijk woord in verband met Nederland en Amerika werd hier gesproken.

Aan den morgen van den volgenden dag nam ik afscheid van het vriendelijk gezin van Ds. Drukker, waar ik vijf dagen zoo aangenaam had gelogeerd en vertrok ik met Ds. Drukker per electrische tram van Holland naar Grand Rapids, over Zeeland en Vriesland. De afstand tusschen deze beide plaatsen bedraagt 25 mijlen of ruim 6 uur.

In Grand Rapids woonde ik dien morgen bij eene vergadering van predikanten der Engelsch sprekende kerken in Michigan. Een belangrijk punt was aan de orde. Ds. J.A. Brink, de praeses der Synode van |206| Muskegon in 1910, thans zendeling-leeraar onder de Indianen, betoogde krachtig de noodzakelijkheid van het oprichten van bijzondere christelijke scholen, nu vooral in latere jaren de openbare school al meer onder den invloed van het ongeloof kwam. Was de staatsschool vroeger algemeen godsdienstig, de evolutie beheerscht al meer de richting van het onderwijs, en de Bijbel is reeds in drie staten een verboden boek op de scholen. In de Engelsch sprekende gemeenten is de behoefte aan het bijzonder christelijk onderwijs nog niet zoo sterk doorgedrongen als bij de Hollandsch sprekende gemeenten. Dit is voor een groot deel het gevolg daarvan, dat de immigranten, die in de laatste 25 jaren van uit Nederland in Amerika gekomen zijn, hier in Nederland den krachtigen strijd om de beginselen mede hebben doorgemaakt, en beter de groote beteekenis zien van het christelijke onderwijs dan de oude settlers en hunne nakomelingen, die eenigszins sterker geamerikaniseerd zijn dan de jongeren.

De actie voor de christelijke scholen is vooral in Grand Rapids bijzonder levendig. Onderscheidene christelijke scholen zijn daar in latere jaren verrezen. Het is opmerkelijk, dat de behoefte aan bijzonder christelijk onderwijs reeds lang leefde bij Nederlandsche kolonisten in Amerika. Reeds toen Van Raalte de kolonie Holland stichtte, schemerde het vrije christelijke lager en hooger onderwijs hun voor oogen. Dit is niet te verwonderen. Zij kwamen toch uit de kringen der Scheiding in Nederland, en het was vooral onder de Afgescheidenen, dat de overtuiging leefde, dat de staatsschool niet voldeed aan de eischen, die door Gods Woord voor de opvoeding der kinderen gesteld worden. En in het geschrift van |207| Brummelkamp en Van Raalte, „Landverhuizing” wordt als een der motieven voor den trek naar Amerika aangegeven de begeerte om ongehinderd den Heere naar zijn Woord te kunnen dienen en om hunne kinderen in de vreeze des Heeren te kunnen opvoeden.

Nu waren de eerste bijzondere christelijke lagere scholen mede opgericht met het doel, dat de kinderen der Hollandsche kolonisten hun moedertaal zouden kennen. Maar juist omdat dat het hoofddoel was, en men in den regel geen bekwame onderwijzers kon bekomen, voldeden die Hollandsche scholen niet, en werden ze niet populair. Dit werd anders ruim 25 jaar geleden. De heer J. Veltkamp, die hoofd van een christelijke school in Nederland geweest was, werd benoemd tot hoofd van de school in de East Street, Grand Rapids. Jongere menschen, die in Nederland het christelijke onderwijs gediend hadden, o.a. H. Jacobsma, B.J. Bennink, J. van Tuinen, e.a., kwamen en gaven door hun ingespannen arbeid het voorbeeld, hoe het christelijke onderwijs in Amerika moest worden ingericht. In 1891 kwam Ds. K. Kuiper van Garrelsweer, Nederland, in Grandhaven. Hij kwam, zonder dat hij het vermoedde, met eene heerlijke zending. Terstond begreep hij, hoe noodzakelijk het christelijke onderwijs was, zou het Gereformeerd karakter van onze stamgenooten in Amerika bewaard blijven. Op vele plaatsen trad hij op, en trachtte ook door de pers warmte te wekken voor het christelijke onderwijs. Krachtig werd hij van den aanvang geholpen door den onderwijzer Bennink, en weldra stonden andere moedige getuigen op in de predikanten H. van Hoogen, H. Beuker, K. van Goor en F.M. ten Hoor. Genoemde mannen waren allen Nederlanders van |208| geboorte en hun woord zou niet dien invloed geoefend hebben, hadden zij niet onder de jongere, in Amerika geborene mannen steun gevonden. Doch het woord der voorgangers bezielde jonge mannen als de predikanten E. Breen, J. Groen, J.W. Brink, L. Berkhof en anderen, en sedert wordt krachtig propaganda gemaakt voor het christelijk onderwijs. Volgens de mededeelingen van den Heer B.J. Bennink in The Banner van 2 Febr. 1911 waren er toen 33 scholen op 15 verschillende plaatsen. Twee zijn er in Paterson N.J.; 4 in Chicago; 10 in Grand Rapids; 2 in Muskegon; 2 in Kalamazoo; 1 in Holland; 1 in Grandhaven; 1 in Cutlerville, Mich.; 1 in Munster en 1 in Highlands (Indiana) 3 in Iowa n.l. 2 in Sioux Center en 1 in Orange City; 1 in Prairie View in Kansas; 2 in Manhattan, Montana; 2 te Lynden, Washington. Samen waren er in 1911 33 scholen met 172 onderwijzers en 6843 leerlingen. De kosten voor het onderhoud der scholen bedragen jaarlijks 96000 dollar.

Het christelijk onderwijs heeft nog met groote moeilijkheden te kampen. Allereerst is het een bezwaar, goede onderwijzers te krijgen. De arbeid voor het christelijk onderwijs wordt tot nog toe niet naar behooren betaald. De salarissen zijn van dien aard, dat weinig flinke jonge mannen voor het christelijk onderwijs kiezen, en liever in den handel gaan of een andere positie stellen boven de school. Gevolg is, dat het onderwijzend personeel voor een groot deel bestaat uit vrouwen, wat voorzeker niet voordeelig is voor het onderwijs zelf. Voorts was tot nog toe de opleiding niet voldoende. Een beginsel van een normaalschool in Chicago en het college der Chr. Ger. kerk te Grand Rapids tracht thans in die behoefte te voorzien, maar hoe te waardeeren deze opleiding |209| is, zij is ver van bevredigend te noemen. Desniettemin geeft het onderwijs op de christelijke scholen, dank zij de bijzondere toewijding, bevredigende, soms zeer goede resultaten.

Het onderwijs wordt in hoofdzaak in de Engelsche taal gegeven. Evenwel is alle dagen minstens een uur het Nederlandsch het taalmiddel. Deze regel heeft o.a. deze voordeelen: 1e ontvangen de kinderen der Gereformeerden van Hollandsche afkomst zulk een opvoeding en zooveel kennis, dat zij niet minder ontwikkeld zijn dan zij, die op de openbare school onderwezen zijn, en dus even goed als zij hun plaats in de Amerikaansche wereld kunnen innemen. Maar voorts heeft het ook dit voordeel, dat de beschaafde Nederlandsche taal bij het nakroost der Nederlandsche kolonisten bekend blijft. En dit laatste is met het oog op de handhaving en de doorwerking van de Gereformeerde beginselen voorloopig beslist noodzakelijk. De kleine groep van Hollandsche kolonisten loopt anders gevaar in den grooten smeltkroes van Amerika opgeIost te worden en door de geweldige zuigkracht van het Methodisme of van het ongeloof voor het Calvinisme verloren te gaan. De honderdduizenden van Nederlandsche herkomst zijn, vergeleken met de millioenen Amerikanen, een droppel aan den emmer.

Het ligt in den aard der zaak, dat de Nederlandsche taal op den duur niet kan gehandhaafd worden. Het geheele levensmilieu, waarin zij verkeeren, is Engelsch; op straat, in de werkplaats, in den trein, bij handel en verkeer, op de markt des levens wordt Engelsch gesproken. In de gezinnen van de Hollanders, die van uit Nederland gekomen zijn, wordt de Nederlandsche taal, hetzij zuiver, hetzij in dialect, nog gesproken, doch velen |210| van hen, die in Amerika geboren zijn, kunnen thans reeds moeilijk de Nederlandsche taal spreken. Dit komt voor een deel, omdat de groote massa van de geëmigreerden uit Nederland niet behooren tot de deftige burgerij, maar tot de kleine luiden, arbeiders en boeren, die vroeger in eigen land het Nederlandsch steeds in dialect spraken en daarmee in Amerika voortgingen. Welke eigenaardige toestanden dit tengevolge heeft, blijke uit enkele voorbeelden. Meer dan eens ontmoette ik, bij het bezoeken onzer stadgenooten in hunne huizen, menschen, die tal van jaren in Amerika waren en die nog steeds het dialect spraken in huis, terwijl de vrouw nog geen Engelsch kon spreken. Een man in Chicago, die thans zeer goede zaken drijft, vertelde mij, dat, een tijdlang nadat hij in Amerika gekomen was, zijn vrouw, die een Groningsche van herkomst was, terwijl hij juist afwezig was, een bezoek gehad had van een vrouw, die uit Zeeland kwam. Bij zijn thuiskomst vertelde hem zijne vrouw dat zij een bezoek gehad had van een buurvrouw, die zij echter niet verstaan kon. Het was misschien wel een Fransche vrouw. En wat bleek? De buurvrouw kwam uit Zeeland. Juist wijl zoovelen in huis het dialect spreken en de Hollandsche taal niet recht verstaan en de kinderen het zuiver Nederlandsch op school niet leeren, maar het Engelsch, meenen velen, als kind in Amerika opgevoed, in gemoede dat de Hollandsche taal een barbaarsche taal is. Daarbij komt een eenzijdig dwepen van vele jonge menschen met al wat Amerikaansch is. Ik sprak een dame van Hollandsche afkomst, die blijkbaar zeer net opgevoed was. Zij verklaarde volstrekt geen Nederlandsch te kunnen spreken, doch wel te kunnen lezen. Doch zij vond de Nederlandsche taal niet mooi, zelfs leelijk en |211| sprak het daarom nooit. Al wat Amerikaansch was verhief zij zeer, en zij drukte als in triumf het zegel op haar woord „I am American”. Het bleek mij uit het gesprek, dat in háár ouderlijk huis het Nederlandsch alleen in Groninger dialect werd gesproken. Gelukkig was zij niet zoo verstokt Amerikaansche, of zij beloofde mij den volgenden dag van de Nederlandsche taal en letterkunde studie te zullen maken.

Uit deze enkele voorbeelden blijkt evenwel duidelijk, dat de Nederlandsche taal in Amerika geen toekomst heeft. Alles wijst er op, dat, wanneer de emigratie tot stilstand komt, de Hollandsche taal al meer zal verdwijnen. Zij kan dan nog wel door de oud-Hollanders in zoover worden gehandhaafd, dat de jeugd haar leert, evenals wij een vreemde taal leeren, maar als spreektaal zal zij al meer verdwijnen. Dit is voor ons gevoel erg jammer. Wij, bewoners van een klein land, zouden zoo gaarne zien, dat ook in andere landen onze schoone en rijke taal gesproken werd, maar boven onze taal staat toch de zuivere kennis en de handhaving van de Gereformeerde waarheid. De Amerikanisatie is een kwestie van tijd, maar het is niet onverschillig, hoe de Amerikanisatie plaats grijpt. En juist voor het behoud van de Gereformeerde beginselen en voor de doorwerking daarvan in het Amerikaansche leven is het van beteekenis, dat de jeugd van Nederlandsche herkomst niet geheel onbekend is met onze taal, om zoo den toegang te hebben tot onze litteratuur. De Nederlandsche taal te spoedig prijsgeven in de prediking zou tot groote schade leiden van het Gereformeerde beginsel. Wanneer echter de kerk met de Engelsche taalstrooming niet rekende, zou zij velen, vooral uit de jeugd, van zich vervreemden. |212| Daarom moeten voorloopig het Nederlandsch en het Engelsch naast elkander gebruikt worden, en moeten voorts kerk en school zich aanpassen aan de ontwikkeling der toestanden.

Het oprichten en onderhouden van de christelijke scholen gaat nog met vele financiëele moeilijkheden gepaard, wijl ze geen steun ontvangen van de regeering en niet de sympathie hebben van de massa. De publieke school is de trots van het Amerikaansche volk. De scholen zijn de tempels, waarvoor men groote schatten offert. Dit is te verstaan. Heeft Zangwill, de joodsche dichter van de Ghetto zeer karakteristiek Amerika genoemd „the great meltingpot”, waarin de verschillende rassen en volken tot één groot Amerikaansch volk worden omgesmolten, juist de school, waar alle kinderen des volks opgevoed worden, is hiervoor het krachtigste hulpmiddel. Doch gelukkig begint meerdere waardeering van het bijzonder christelijk onderwijs te komen. En deze scholen zullen onder Gods zegen een heerlijk middel blijken voor de handhaving der Gereformeerde beginselen, en ons Nederlandsch Gereformeerde volk sterken in den strijd des geloofs, en tevens om invloed te oefenen op het geheele leven.


Aan den middag van 28 Juli begaf ik mij per electrische tram naar Grandhaven. De weg liep door een bekoorlijke streek. Bijna overal is de zandige bodem in cultuur gebracht, en de vriendelijke dorpen en aardige landhuisjes getuigen, dat hier welwaart heerscht. De heuvelachtige zandige bodem is niet onvruchtbaar en zeer geschikt voor ooftbouw. Men noemt dan ook de streek langs de oostkust van het meer van Michigan den ooftgordel. |213|

Grandhaven is een niet onaardig stadje, waar de bevolking werk en brood vindt vooral in de fabrieken. Ook biedt de visscherij aan velen een goede bron van inkomsten. Voorts is Grandhaven, als door- en uitvoerhaven van een deel van Michigan, vooral voor Chicago, van beteekenis.

Grandhaven is een van die plaatsen, waarheen al zeer vroeg de trek van landverhuizers uit Nederland, vooral uit het Noorden des lands, ging. Er zijn dan ook een vijftal Gereformeerde kerken, waarvan drie van de Gereformeerde en twee van de Christelijke Gereformeerde kerk. Persoonlijk had ik er treffende ontmoetingen met menschen, die reeds meer dan dertig jaren geleden uit mijn geboorteplaats vertrokken waren. Een oude man van meer dan tachtig jaren kwam mij ’s avonds zijn blijdschap betuigen, dat hij nog voor zijn heengaan een zoon uit een familie, bij wie hij jaren lang werkzaam geweest was, het heerlijke Evangelie had hooren bedienen.

Het verblijf te Grandhaven kon slechts kort zijn. Den volgenden morgen verliet ik het huis van mijn gastheer, Ds. van Vliet, een schoonzoon van Prof. F.M. ten Hoor en ging terug naar Grand Rapids, waar ik zeer gastvrij ontvangen werd door Prof. G. de Jong.

Mijn gastheer en onderscheidene vrienden zorgden zooveel mogelijk, dat het vijftal dagen, die ik thans te Grand Rapids kon vertoeven, zoo nuttig en aangenaam mogelijk werd doorgebracht. Niet alleen werd gelegenheid geboden tot het ontvangen en bezoeken vanallerlei personen, maar tevens werden auto’s ter onzer beschikking gesteld, opdat wij de stad en de omgeving konden opnemen. |214|

De auto’s zijn in Amerika veel in gebruik Dit is niet te verwonderen, wijl de afstanden, ook in de steden, enorm groot zijn en de behoefte aan snelle vervoermiddelen nog grooter is dan bij ons. Ook zijn velen beter in staat dan in ons land, om van een auto gebruik te maken, wijl de verdiensten over ’t geheel ruimer zijn. In Grand Rapids waren er in 1910 1500 auto’s. Evenwel moet men niet vergeten, dat er ook zijn, die uiteen soort grootdoenerij een auto koopen. Een auto hoort zoowat bij een fatsoenlijk zakenman. Velen koopen een auto, evenals menigeen in ons land een huisorgel of een piano koopt, bij afbetaling.

Wij bezochten zoo niet alleen de verschillende parken, o.a. het schoone John Ball Park, een uitgestrekt park, met prachtige partijen, van welks hoogste punt men een kostelijk gezicht heeft over geheel de stad, maar ook het Michigan Soldiers Home, een grootsche inrichting, een half uur buiten de stad, waar de oud-gedienden een uitnemende verzorging genieten. Wij strekten onze tochten soms uit tot ver buiten de stad, om de omgeving op te nemen. Een van de aangenaamste toeren was die met den heer Wagenmaker naar Eastmanville. Door de mulle zandwegen gingen wij Dinsdag 2 Augustus langs verscheidene dorpjes naar de plaats, waar de vijf en tachtigjarige predikant L.J. Hulst nog geregeld de bediening in de gemeente waarnam. Opgeruimd vertelde hij ons, dat hij nog zeer goed zijn dienstwerk tot nog toe kon vervullen, maar in den laatsten tijd werd hij gehinderd door rheumatiek. Nog gaarne leefde hij mede met wat in Amerika, en ook in het oude vaderland op het kerkelijk gebied voorviel. Voor wij vertrokken, werd door de attentie van den heer Wagenmaker, het groepje bezoekers |215| en de nestor van de predikanten der Christelijke Gereformeerde kerk gekiekt.

Aan den avond van dien dag hield ik in de kerk aan de Commerce Street een lezing over „Het Christelijke leven,” terwijl ik daarna aanzat aan een afscheidsmaal, mij door een breeden vriendenkring aangeboden. |216|







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004