Hoofdstuk XXVI. Het godsdienstige en kerkelijke leven (vervolg).


Uit heel het Amerikaansche leven blijkt, dat Amerika een jong land is, dat het geen historie heeft. Men voelt zich daar jong en krachtig. Historisch geworden toestanden hinderen niet, en voorzoover er gewoonten bestaan, die hinderen, ruimt men ze uit den weg. De problemen, die bestaan, zijn: hoe men iets tot stand kan brengen, hoe men er geld voor krijgen zal. Het leven, de activiteit, bruist u overal tegen. Met open armen, als een kind, snelt men het ideaal te gemoet.

Het kerkelijk leven verschilt ook in zoover van het onze, dat men daar heeft een soort parochiale indeeling van de plaatselijke gemeente. Aan Engeland ontleende men de gedachte, dat elke buurt van eene stad haar eigen kerk heeft. Het kerkgebouw vertegenwoordigt een aparte kerk, met eigen zelfstandig leven. Dit is ook in de Hollandsch Gereformeerde Kerken overgenomen. In Grand Rapids, een stad van 110,000 zielen, waar ongeveer 40,000 |190| van Nederl. bloede wonen, zijn 13 Christelijke Gereformeerde Kerken en een bijna even groot getal gemeenten van de Hollandsch Gereformeerde Kerk, elk met haar eigen kerkeraad. Zoo sterk is zelfs de zelfstandigheid, dat de kerken van Grand Rapids behooren tot twee verschillende classen. De vrijheidsgeest van den Amerikaan wil zich in dezen niet laten binden. Wanneer een nieuwe buurt bij eene stad wordt gebouwd en de leden van een bepaalde buurt zich krachtig genoeg gevoelen, dan komen zij eenvoudig samen om een eigen kerkelijk leven te beginnen met een eigen kerkeraad en eigen predikant. Voozoover wij dit systeem in zijn werking hebben kunnen nagaan, zijn er wel bezwaren tegen. Het beginselbezwaar, dat door de Gereformeerden, vooral door de Presbyterianen in Engeland en Schotland, tegen dit parochiale systeem is ingebracht, behoeft niet zoo zwaar te wegen, want uit de gegevens van het N. Testament blijkt duidelijk, dat de Gereformeerden met hun voorstelling van de plaatselijke kerk, en de noodzakelijke eenheid daarvan, zich wel wat sterk uitgedrukt hebben. Maar toch, er zijn bezwaren tegen het parochiale systeem. Het kan aanleiding geven tot eigendunkelijke handelingen. Maar bij goede samenwerking der parochiale gemeenten onderling werkt het goed. De verschillende kerkeraden moeten natuurlijk elkanders tucht erkennen, zooals in de Chr. Geref. kerk geschiedt, en niet licht iemand van een andere gemeente, zonder wettig attest, opnemen. Voordeelig werkt dit systeem, omdat de leden van zulk een buurtkerk elkander kennen, zich meer één gevoelen, met activiteit voor eigen zaken, tractement enz. zorgen, en omdat de gemeente op deze wijze veel beter bewerkt wordt dan in onze groote steden. Toch kleven er |191| bezwaren aan. Men krijgt licht standskerken. In rijke buurten rijke, en in arme buurten arme kerken. Dit kan zelfs zoover gedreven worden, dat, zooals een chef van een deftig kassiershuis, in New-York mij mededeelde, het voorkomt, dat aan een arme de toegang tot zulk een deftige kerk geweigerd wordt. Het kerkbegrip leeft weinig in de voorstelling van een groot deel der Amerikanen.

Nog iets specifiek Amerikaansch, een gevolg van het Methodisme, is, dat het geven van godsdienstonderwijs door de kerk, de onderwijzing van de jeugdige leden der gemeente op de catechisatie, zoo goed als onbekend is. Van de zondagsschool daarentegen wordt veel werk gemaakt. Onder de leiding van den predikant worden door een schare van oudere en jongere leden der gemeente de kinderen tot den leeftijd van 13 à 14 jaar onderwezen in de Bijbelsche geschiedenis, maar de leer der kerk wordt daar niet behandeld. Dit bevordert de ondiepheid in het kerkelijke en godsdienstige leven. Wanneer nu daarna de opgroeiende jeugd naar de catechisatie ging, en daar geconfijt werd in de leer der kerk, zou men op den grondslag, gelegd op de zondagsschool, heerlijk kunnen voortbouwen; maar men acht het verdere onderwijs van geen beteekenis. Hierbij komt, dat men onder „het doen van belijdenis” alleen verstaat eene subjectieve belijdenis van persoonlijke bekeering. Dit alles leidt er toe, dat diepgaande kennis van de leer der waarheid weinig of niet bestaat, en dat de mystiek praktische zijde van het godsdienstige leven sterk op den voorgrond staat. Wij geven toe, dat het mystiek-praktische element niet mag verwaarloosd worden, maar het is evenzeer noodig, dat het godsdienstig leven leiding en vastheid ontvangt in de kennis van de belijdenis der |192| kerk, in de gestadige prediking der Christelijke werelden levensbeschouwing.

In sommige kleine kerkengroepen wordt dit nog wel verstaan: met name in de Christelijke Gereformeerde kerk en in vele kerken van de Reformed Church wordt de catechisatie en de catechismusprediking van hooge waarde geacht; maar ook in de Reformed Church is er zoo sterke afglijding in den stroom van het Amerikaansche Methodisme, dat vooral in het Engelsch sprekend deel van die kerk de catechisatie en de catechismusprediking zeer worden verwaarloosd.

Gevolg hiervan is de beschouwing, dat de belijdenisverschillen als iets zeer onwezenlijks geacht worden. En juist wijl de macht van het ongeloof niet rust, en de openbare school al meer geleid wordt in de richting van de evolutie en van het ongeloof, overwint de ongeloovige wereld- en levensbeschouwing in toenemende mate de harten der Amerikanen. Enkele beginselvaste mannen uitgezonderd, volgt al wat wetenschappelijk heet het spoor, door den geest der evolutie uitgebakend.

Ook op het maatschappelijk en politiek gebied geeft niet de vraag naar de hoogere en diepere beginselen, naar wat God wil, leiding, maar de vraag naar wat de mensch voor goed en nuttig acht. In De Calvinist van 6 April 1913, een te Grand Rapids verschijnend Hollandsch blad, dat op Gereformeerden grondslag staat, heet het: „onze gansche maatschappij is doortrokken van de beginselen van het revolutionaire humanisme, alles uit en voor en door den mensch.” Een kleine groep van Gereformeerden te Grand-Rapids heeft sedert eenige jaren getracht, het oog te openen voor deze gevaren, en op te wekken tot principiëele politiek, maar tot nog toe zonder |193| veel succes. De Amerikaan van heden staat in het gemeen op het standpunt, dat men van de eischen Gods in het publieke leven moet zwijgen.

Toch, al vervreemdt in de groote steden de massa in toenemende mate van het kerkelijke leven, de kerk is nog in eere. Een predikant is een man van invloed en gezag, niet alleen in de kerk, maar ook in het maatschappelijke leven. De dagbladen haasten zich, mededeeling te doen van wat des Zondags of bij bijzondere gelegenheden in de kerk is gesproken en verricht.

Dit hangt samen met de opvatting, die men in Amerika heeft van een krant. De kranten hebben invloed op drieërlei wijze: als vertellers, als advocaten en als weerhanen. Niets ontsnapt aan de krantenschrijvers, wat ook maar eenigszins de lezers kan interesseeren. Zij vertellen niet alleen wat gebeurd is, maar ook wat zou kunnen gebeurd zijn. De lezers zijn verzot op nieuws, en de mannen van de dagbladpers stellen alles in hetwerk, om dit verlangen tegemoet te komen. Over het algemeen behandelen de kranten weinig de zaken der politiek; dit laten zij meest aan de weekbladen over. En voorzoover zij handelen over de politiek, geven zij zeer korte leaders, benevens wenschen en inlichtingen omtrent een candidaat voor de volksvertegenwoordiging. Als advocaten zijn de nieuwspapieren krachtig, niet zoozeer om door krachtige leaders de beginselen te bespreken, als wel om op bepaalde zaken bij herhaling nadruk te leggen, en die in te hameren bij het publiek. Maar vooral doet menig nieuwsblad dienst als politieke weerhaan om de publieke opinie te leeren kennen. Enkele bladen staan in dienst van een bepaalde politieke partij, maar |194| de meeste blijven nieuwsbladen, die naar gelang van de omstandigheden handelen.

Dat een predikant een man van invloed is, hangt samen met de opkomst van het Amerikaansche kolonistenleven. Van huis uit was Amerika een godsdienstige natie, en waren de predikanten niet alleen geestelijke voorgangers, maar gaven zij ook in menig opzicht leiding en raad in het maatschappelijke. Nu nog genieten op vele plaatsen de predikanten allerlei voordeelen, korting in sommige winkels, hier en daar kunnen zij, ofschoon dit voorrecht ten deele reeds is afgeschaft, voor verminderd tarief reizen op de sporen. Maar daar naast staat, enkele beroemdheden, die een weelderig inkomen hebben, uitgezonderd, dat de salarieering der predikanten niet hoog is.

Een enkel woord over de kerkgebouwen mag niet gemist. Aan de kerkgebouwen wordt bijzonder veel zorg besteed. De rijke kerken zijn keurig, soms weelderig en rijk afgewerkt, met tapijten op den vloer, ruime en gemakkelijke zitplaatsen, uitstekende ventilatie, centrale verwarming, electrisch licht, enz. Ook de gewone kerken zijn over het algemeen net en doelmatig ingericht. Preekstoelen kent men er niet meer. De prediker staat op een net platform, waarachter eenigszins hooger, het orgel, tegenover den hoofdingang. Terzijde van het orgel is de plaats voor het koor. Bijna alle kerken bezitten loopers door de gangen en tapijten voor en op het preekgestoelte. Een Amerikaansche kerk heeft gewoon lijk een ruim sousterrain, gewijd aan het vereenigingsleven der kerk. Allerlei kamers en kamertjes voor zondagsschool, voor allerlei vereenigingen en vergaderingen worden hier gevonden. Dit getuigt voor den praktischen zin der Amerikanen. |195|

Voor ons Nederlanders kan een bad in het Amerikaansch kerkelijk leven gunstig werken. Het actieve leven bruist u tegemoet. Allerlei middelen worden aangewend, allerlei wegen ingeslagen, die kunnen leiden tot een praktisch doel. Men redeneert weinig, men handelt. Dit heeft eene goede zijde. Het leert u nadenken. Gij wordt breeder van oordeel, en legt veel bekrompenheid af.

Maar bij nadere kennismaking waardeert gij te meer de meerdere vastheid en diepte in ons kerkelijk leven, en wordt gij te sterker overtuigd van het hoognoodige van het leven uit en naar de beginselen. Juist door gemis hieraan is het kerkelijk leven in Amerika zoo ondiep en loopt men gevaar in het vage te zweven, en de grenzen, door Gods Woord gesteld, uit te wisschen. Hebben wij van hen te leeren den zin voor het praktische, zij moeten meer dan tot nog toe teruggaan op de beginselen. Heel het kerkelijk leven moet van uit de onbewuste praktijk teruggeleid worden tot het leven uit de beginselen. De historie moet beter onderzocht. Het kerkrecht moet meer en systematisch worden opgebouwd. De belijdenis moet leven in het hart van de gemeente. Dan zal de kerk blijvenden en meer krachtigen invloed uitoefenen, dan zullen de belijdende kerken niet ondergaan in de breede en snelle wateren van het Methodisme.

De Gereformeerde kerken van Nederlandschen oorsprong, in het bijzonder die ontstaan zijn na de komst van Van Raalte, zullen wel doen, te bedenken, dat de gedeeldheid van het kerkelijk leven verzwakt, en dat, ook met het oog om invloed uit te oefenen op de breede Amerikaansche wereld, eenheid van allen, die uit dezelfde belijdenis leven, dringend noodig is. |196|







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004