Hoofdstuk XXII. De Christelijke Gereformeerde kerk.


De toestand van de uitgetredene gemeenten was in de eerste jaren niet rooskleurig. Het getal der gemeenten was klein, en behalve in Graafschap en Grand Rapids was het aantal leden ook zeer gering. Door de broeders, die achterbleven, werd de Scheiding voorgesteld als voortgesproten uit scheurmakerij, als een onderneming, die weldra op niets zou uitloopen. En dit scheen metterdaad ook zoo. Want weldra keerden vele leden weer terug. Ook Ds. Klijn kreeg berouw en keerde terug. Ds. Van den Bosch was de eenige predikant, die hun overbleef. Bovendien werd het leven der Afgescheidenen door allerlei moeien en twisten geschokt. Steun of waardeering van buiten genoten zij weinig. Het smartelijkst voor de uitgetreden kerken was wel het feit dat de zeer geliefde moederkerk in Nederland de wettige geboorte van de jongere Amerikaansche zuster wantrouwde. Waarlijk, het ging door diepten van ellenden. De toekomst scheen zeer donker. Geen wonder, dat de leiders der gemeenten wel eens moedeloos werden, en dat de vraag rees, of het |157| soms niet beter was het eigen zelfstandig kerkelijke leven op te geven en zich met een bestaande Gereformeerde kerk, met de Schotsche of met de Oude-School Presbyterische, te vereenigen. Maar de stem van de palstaanders, die, overtuigd van het zuivere standpunt, hun betrouwen op den Heere stelden, was krachtiger dan de vrees der wankelmoedigen.

De uitgetredene gemeenten hadden in 1859 den naam aangenomen: „Hollandsch Gereformeerde Kerk”, die echter reeds in 1861 veranderd werd in „Ware Hollandsche Gereformeerde Kerk.” Kort daarna kwam er eene wending ten goede. Nieuwe gemeenten voegden zich bij hen. Van uit Nederland kwamen predikanten, van welke de eersten waren: W.H. van Leeuwen, D.J. van der Werp en J.H. Frieling, hun te hulp. Er werd een aanvang gemaakt met een eigen opleiding. Ds. D.J. van der Werp was de voortrekker-professor, die in 1865 dien arbeid begon, en wiens werk in 1876 door Prof. de Boer te Grand Rapids werd overgenomen. Voorts kregen zij een eigen orgaan, eerst De Stem en sedert 1868 „De Wachter”, welks eerste redacteur was Ds. D. J. van der Werp.

Vooral in 1882 kwam er verandering ten goede door een nieuwen uitgang uit de Holl. Geref. kerk. De aanleiding tot deze scheiding was de volgende. Sedert onderscheidene jaren waren in de Westersche kerken luide stemmen opgegaan tegen het toelaten van vrijmetselaars als leden der kerk. Dit protest werd zeer sterk in de jaren 1879 tot 1881, vooral in de Hollandsche afdeeling in Michigan en Wisconsin. Doch de synode kon of wilde den klagers geen voldoening geven. Zij ried wel de leden af, zich bij de geheime vereenigingen aan te sluiten, |158| maar weigerde bepalingen te maken, waardoor de vrijmetselaars werden uitgesloten. Men liet aan de plaatselijke consistories over, met de vrijmetselaars naar hun goedvinden te handelen. Dientengevolge kreeg men een toestand, dat in de eene plaats de vrijmetselaars geweerd werden in de eene kerk, maar dat zij in de naburige kerk werden aangenomen. Dit besluit der Generale Synode bevredigde de bezwaarde gemeenten volstrekt, niet en zoo kwam in 1882 onder de leiding van Ds. L.J. Huist een tweede uitgang uit de Amerikaansche Gereformeerde kerk tot stand, en wel traden uit de kerken: Grand Rapids, Zeeland, Grand-Haven, Drenthe, East Saugatuck, Montague en Holland, de kerk van Van Raalte, die zich weldra aansloten bij de kerken van 1857.

In 1890 voegde zich nogmaals een kleine groep van kerken bij hen, namelijk: „De Ware Hollandsche Gereformeerde kerk”, die in 1822 onder de leiding van Dr. Solomon Froeligh de Hollandsch Gereformeerde kerk had verlaten. Bij deze vereeniging kwam men overeen, dat beide kerken den ouden naam zouden afleggen en zich noemen naar de moederkerk in Nederland: „De Christelijke Gereformeerde kerk”.

Deels tengevolge van de genoemde vereeniging der kerken, maar voornamelijk door den gestadig toenemenden stroom van emigranten uit Nederland, door de verbetering van het onderwijs, en de vermeerdering van den rijkdom wies de Christelijke Gereformeerde kerk zeer aan invloed en kracht, zoodat zij hare zusterkerk „De Gereformeerde kerk” op zij gestreefd is, en vermoedelijk weldra in aantal leden en in invloed zal overtreffen. Thans telt zij 193 gemeenten, met 145 predikanten. Het ledental bedraagt ruim 80,000. |159|

De snelle aanwas van de Christelijke Gereformeerde kerk is vooral hieruit te verklaren, dat de landverhuizers van uit Nederland in latere jaren voor het meerendeel zich aansluiten bij de Chr. Ger. kerk. Zij heeft het vertrouwen gewonnen bij de Gereformeerden in Nederland. De afgevaardigden, die het kerkelijk leven in Amerika waarnemen, kunnen vrijmoedig van haar het goede getuigen. Er is een trouw vasthouden aan het Woord Gods, aan de Belijdenis en Kerkenordening der Gereformeerde kerken. Er wordt gevonden een opgewekt kerkelijk leven, een toenemende ijver om op alle terreinen des levens het licht van Gods Woord en van de Gereformeerde beginselen te laten schijnen.

De Christelijke Gereformeerde kerk is ingedeeld in twaalf classes. In het Oosten zijn twee classes, namelijk de classis Hudson met Paterson als middelpunt, waartoe 12 gemeenten behooren. De gemeenten uit de classis Hackensack bestaan voor een deel uit afstammelingen der oude Nederlanders, knickerbockers, die in de 17de eeuw zich hier vestigden, en wel in het bijzonder van hen, die in 1882 zich onder Froeligh van de Hollandsche kerk hebben afgescheiden en die in 1890 zich met de Chr. Gereformeerden vereenigden.

De dienst in deze kerken is in het Engelsch. Ofschoon die kerken Gereformeerd kunnen genoemd worden, is het te verstaan, dat door verschil van taal, en door hun lang wonen in Amerika, de band met de kerken, die later tot institueering kwamen, door genoemde kerken niet zoo nauw gevoeld wordt. Het Amerikaansche leven had dan ook op zeven kerken der classis Hackensack zoo sterken invloed uitgeoefend, dat zij zich niet zoo goed meer thuis voelden in de Christelijke Gereformeerde kerk, en 20 Mei |160| 1908 besloten: „gehoorzamende aan de stem der gemeenten dezer classis, de bestaande verhouding met de Synode der Chr. Geref. kerk te verbreken, en aan te nemen of te blijven bij den naam, waaronder men geïncorporeerd is, namelijk: True Reformed Dutch Church (Ware Gereformeerde Hollandsche kerk) en om den kerkelijken arbeid onder dien naam voort te zetten”. Drie gemeenten evenwel van die classis, namelijk Englewood N.J., Paterson III en Passaic (Prospect J.G.), protesteerden tegen dit besluit, omdat zij terecht van oordeel waren, dat deze zeven gemeenten in strijd handelden met de H. Schrift, de Geref. belijdenis en de Dordtsche kerkenordening. Hadden de gemeenten bezwaren tegen het een of ander in de Chr. Ger. kerk, dan hadden zij in hooger beroep moeten gaan. Hun protest en het daarop gevolgde vermaan van de Synode mocht echter niets baten, zoodat sedert 1908 de classis Hackensack slechts uit vijf Engelsch sprekende gemeenten bestaat, met 4 leeraren en 845 zielen.

De staat Michigan is wel het middelpunt van het kerkelijk leven en bepaaldelijk een klein deel, in het zuidwesten van dien staat. Hier, waar Van Raalte in 1847 zich vestigde, en waar een groot aantal kolonisten van uit Nederland heentrok, bevinden zich een aanmerkelijk aantal kerken van de Christelijke Gereformeerde kerk, die zich in vijf classen organiseerden: Muskegon, met 23 gemeenten en 17 predikanten, Grand Rapids Oost met 16 gemeenten en 11 predikanten, en Grand Rapids West, met 18 gemeenten en 14 predikanten, Holland met 12 gemeenten en 12 leeraars en Zeeland met 12 gemeenten en 10 leeraars.

In Chicago en in zijn omgeving is geïnstituëerd de classis Illinois met 23 gemeenten en 16 predikanten. |161|

Het kerkelijk leven in den staat Iowa openbaart zich vooral in drie groepen, n.l. de classis Iowa met Pella, de wijkplaats van H.P. Scholte, als middelpunt, de classis Orange City in het N.W. van den staat Iowa, een bloeiende en rijke streek, met vele en krachtige Chr. Ger. kerken, en de classis Oost-Friesland.

De classis Oost-Friesland bestaat uit kerken, die hoofdzakelijk van Duitsche afkomst zijn. Uit het Graafschap Bentheim en uit Oost-Friesland kwamen, sedert daar de Scheiding begon door te werken, vele broeders en zusters die, in Amerika gekomen, zich niet konden vereenigen met de Holl. Geref. kerk en veel minder nog met de Duitsch Geref. kerk. Daarom sloten zij zich aan bij de Christel. Geref. Kerk. In Iowa en in Illinois zijn thans elf Duitsche gemeenten. Te midden van deze Duitsche gemeenten wonen ook velen van Nederlandsche herkomst, vooral van Terschelling, Staphorst, Oldebroek en N.-Holland. In sommige van deze kerken wordt uitsluitend in het Nederlandsch, in andere hoofdzakelijk in het Duitsch, of ook in beide talen gepredikt.

De classis Pella, bevattend Pella en omstreken, een paar gemeenten in Kansas, eenige in Colorado en een in Californië telt 21 gemeenten en 13 leeraren; de classis Oost-Friesland 11 gemeenten en 8 pastores, terwijl Orange City 28 gemeenten, met 23 leeraren bezit.

In den laatsten tijd werd, omdat zooveel Nederlandsche landverhuizers zich vestigden in Montana, in Canada en verder naar het Westen, in Washington, de behoefte gevoeld aan het formeeren van een nieuwe classis. De Synode van Muskegon van 1910 gaf aan dit verzoek gehoor, zoodat bij de elf bestaande classen, de classis Pacific als twaalfde gevoegd is, met 12 gemeenten en 5 predikanten. |162|







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004