Hoofdstuk XIV. Chicago.


Het is niet gemakkelijk een juisten indruk te geven van een wereldstad als Chicago. Vooral wijl een aandachtig beschouwer hier de grootste tegenstellingen opmerkt. Verbazende grootheid en schittering van rijkdom naast diepe ellende en zedelijke verwildering; een pronken met de kunst en een vereering van de wetenschap naast algemeen gemis aan beschaving; een hoog opgeven van Chicago’s heerlijkheid en macht, en de bespotting daarvan in de vele ongerechtige handelspraktijken, de diepe holen der ongerechtigheid en de gruwelijkste misdaden. Is Amerika het land der contrasten, een jong land, waar het onkruid welig naast en tusschen het koren opschiet, dit geldt vooral van een stad als Chicago. Naast zeer veel, wat boeit, wat aantrekt, is er nog meer, wat afstoot.

Allereerst maakt de geweldige uitgebreidheid der stad indruk. Grooter-Chicago is eigenlijk niet een stad in den gewonen zin, maar een bebouwde provincie, waarin aan de eene zijde een zeer groote stad is gelegen, in het midden en aan sommige zijden een uitgebreid open |86| veld, en in dat veld hier en daar zich een aantal niet onbelangrijke, wordende steden bevinden. Sedert een groot deel van het omliggende land bij Chicago getrokken is, vallen ook Pullmann, Roseland, Douglas Park, Englewood en andere nederzettingen binnen de grenzen der grootstad. Daardoor zijn de afstanden ontzettend groot. Van het oude Roseland tot de eigenlijke stad, down town, zooals men in Chicago zegt, heeft men met de electrische tram bijna een uur rijdens noodig, en de afstand van het Oostelijk tot het N. Westelijk deel van de stad is nog veel grooter. Gij kunt met de electrische tram soms een langen tijd rijden tusschen velden en boerderijen door, dat gij in de nabijheid zelfs geen huis ziet.

Ik werd in de gelegenheid gesteld Chicago te bezien, niet alleen met behulp van de openbare vervoermiddelen, maar ook per auto. Wij reden bijna geheel de stad door, de beroemde parken, het drukke handelsgedeelte en ook de schoone „residence streets”. De deftige wijken, vooral de Michigan Avenue en de Prairie Avenue vertoonen veel overeenkomst met New-York’s beroemde Fifth Avenue. Hier staan de groote, rijk en weelderig ingerichte woonhuizen van de rijken, hier zijn verrezen machtige handelspaleizen, kolossale hotels en enkele rijke kerken. Al deze machtige gebouwen, onderling wedijverend in weelde, bezingen op hooge noten den lof van den „almachtigen dollar.” De nieuwste handelspaleizen zijn de sprekende getuigen van wat de moderne techniek en architectuur vermag, maar hoe kwistig rijk de inrichting ook is, alle vertoonen zij het stempel van Mammon, het zware, het logge, het gedrukte. Met bewondering staart men soms die kolossale gevaarten aan, |87| maar er spreekt geen poëzie, geen hoogere bezieling uit. Ook de groote woonhuizen in andere deftige straten zijn gedrukt, laag van verdieping, niet verheffend van stijl. De zware breede stijl is dan ook beter geeigend voor de handelskantoren, bank- en winkelpaleizen, die rijk en groot en trotsch verrijzen in het business-deel van de stad. Een soort witte steen met geelachtigen tint, afgewisseld met grijs grauw graniet en bruinen steen is de meest algemeen gebruikte bouwstof. Zoo hoog zijn de winkelpaleizen en handelskantoren opgetrokken, dat de breede straten daardoor slechts smal lijken.

De groote parken verhoogen de grootschheid van Chicago uitermate. Zij zijn de machtige longen der stad, de plaatsen waar de jeugd zich vermaakt en zich oefent in allerlei spel. De bewoner van Chicago is trotsch op zijn parken, die, hoe goed onderhouden en hoe voortreffelijk ingericht, toch eigenlijk weinig anders dan groote grasvelden zijn. En groot zijn ze. Lincoln Park is groot 300 acres, Washington Park 371, Jackson Park 523 acres. Al de parken samen hebben eene uitgestrektheid van ruim 3000 acres, en vormen met de groote boulevards een keten rondom de stad. Rond en in de parken zijn veelal gebouwd groote monumentale gebouwen voor kunst of wetenschap of genot. Merkwaardig is vooral Jackson Park, waar de groote tentoonstelling van 1893 gehouden is. Nog verschillende herinneringen zijn daarvan over, o.a. het groote gebouw, toen gebezigd voor de tentoonstelling der schoone kunsten, hetwelk later zeer uitgebreid is en bestemd is voor een Museum voor Natuurlijke Historie. Hier liggen in een vijver nog een reproductie van een oud Vikingschip, en van de schepen, waarmee Columbus voor het eerst in Amerika landde. |88| Tusschen Jackson Park en Washington Park loopt een zeer breede boulevard, Midway Plaisance, waaraan gelegen is de Universiteit van Chicago.

De Universiteit van Chicago is nog zeer jong. Pas in 1892 werden hare deuren geopend, en lieten 600 studenten zich voor het eerst inschrijven, en thans is dat getal reeds vertienvoudigd. Deze universiteit is tot stand gekomen door de groote vrijgevigheid van sommige millionnairs. Vooral is het John D. Rockefeller geweest, die door zijne vorstelijke schenkingen, tot hiertoe reeds meer dan 24 millioen dollars, zijn naam voor altoos aan deze inrichting verbonden heeft.

Over het algemeen worden de universiteiten niet in de groote steden ingericht, maar in de kleinere provinciesteden. Dit is een zeer goede gedachte, want de zoogenoemde wereldsteden en de groote centra hebben voor een hoogeschool onderscheidene schaduwzijden. Zij zijn te duur, wel wat al te druk voor de studie en vol verleiding voor jonge menschen. Natuurlijk zijn er ook voordeelige zijden aan een groote stad, vooral voor de natuurkundige en medische faculteit, wijl zij groote hulpmiddelen biedt, maar in Amerika geeft men de voorkeur aan kleinere plaatsen. En wanneer men ergens een unisiteit vestigt, zoekt men een plaats voor haar liefst buiten de stad, in elk geval daar, waar veel ruimte is. Het is, zoo meent de Amerikaan, noodig, dat er een campus, een uitgebreid veld bij de universiteit of hoogeschool is, waar de jonge menschen gelegenheid hebben, hunne lichaamskrachten te oefenen, te spelen en te wandelen. Dit hangt samen met de Amerikaansche gewoonte, dat niet alleen het hooger onderwijs bij de universiteit gerekend wordt. Een leeraar aan een college of aan een |89| academy, wat wij zouden noemen een burgerschool met drie- of vijfjarigen cursus of een gymnasium, heet professor, en de burgerscholieren of de gymnasiasten heeten studenten. Zelfs het hoofd van de school met uitgebreid leerplan wordt in alle deftigheid professor genoemd. Dit alles klinkt ons wat vreemd in de ooren. Wij hebben een hooger begrip van den staat, het werk en den titel van professor, maar — ’s lands wijs, ’s lands eer.

De wereldstad Chicago bezit dus nu sinds twintig jaar een universiteit, en de inrichting der universiteit is zoo uitgebreid en goed verzorgd, dat deze jonge hoogeschool reeds een der eerste van Amerika geworden is. Om zich van deze stichting een denkbeeld te kunnen vormen, bedenke men dat zij voor hare gebouwen een stuk gronds bezit ter grootte van 66 acres. Ruim dertig gebouwen zijn op dit ruime terrein verrezen, opgetrokken van kalksteen, voor een deel in Gothischen stijl. Sommige zijn prachtige gebouwen, namelijk de University Tower, een reproductie van Magdalena Tower in Oxford, en University Commons. Andere belangrijke gebouwen zijn de verschillende laboratoria en musea en bibliotheekgebouwen. Deze laatste tellen 460.000 boekdeelen en 165.000 pamfletten. Merkwaardig zijn ook de acht dormitories (hospitia), 3 voor vrouwen en 5 voor mannen. Voor de studenten is ingericht een zeer groote eetzaal, waar zij voor een vasten prijs hun lunch en middagmaal kunnen gebruiken. In een stad als Chicago is dit van groote beteekenis, wijl de studenten voor veel verleiding worden bewaard, en voor een billijken prijs goed voedsel ontvangen. Iets echt Arnerikaansch is ook een zeer ruim en goed ingericht turngebouw voor de lichamelijke oefening der studenten, terwijl daarnaast een groote arena |90| staat met amphitheatersgewijze oploopende banken in het rond voor de toeschouwers.

De Universiteit van Chicago heeft acht faculteiten, die van de kunsten, letteren, natuurwetenschappen (science), handel en administratie, opvoeding, medicijnen, rechten en godgeleerdheid. Heel het jaar gaat het onderwijs door, ook in den zomer, maar deze zomercursus is vooral ingericht voor hen, die in den winter door andere werkzaamheden verhinderd worden, of voor liefhebberij studeeren. Op de colleges merkte ik op sommige studenten van gevorderden leeftijd, van naar schatting 40 en 50 jaar oud. Voorts is het mogelijk thuis een schriftelijken cursus aan de universiteit te volgen. De professoren geven het werk op, wijzen boeken aan, en de student kan thuis zich zelven oefenen en zijn werk inleveren aan de universiteit. Aan sommige inrichtingen, doch niet meer te Chicago, kan men in zijn eigen huis schriftelijk examen afleggen. De vragen worden door de professoren opgegeven, en in tegenwoordigheid van een paar getuigen wordt de brief, waarin de vragen gesloten zijn, geopend, in tegenwoordigheid der getuigen worden de vragen beantwoord, en als de bestemde tijd verstreken is, worden de beantwoorde vragen door een notaris verzegeld en aan de Universiteit opgezonden. Op deze wijze kan iemand een graad in eene of andere wetenschap, zelfs een doctoralen titel verwerven. Dat zulk een verworven titel blijk geeft van dege wetenschappelijke studie en bekwaamheid zal wel niemand durven beweren. Maar het is opmerkelijk, hoe de Amerikaan, een democraat van den eersten stempel, en wars van alle bijzondere titels en standsvoorrechten, toch zoo verzot is op titels. Het staat zoo gekleed B.D., L.L.D., M.A. of D.D. achter zijn |91| naam te kunnen zetten. De ijdelheid is in het hart van den Amerikaan niet gestorven.

Of het onderwijs aan de Universiteit van Chicago op een hoogen trap staat of niet, durf ik, na oppervlakkige kennismaking, niet beoordeelen. Wel is zeker, dat er zeer veel voor de beoefening der wetenschap gedaan wordt, dat in ruime mate voor hulpmiddelen bij de studie gezorgd wordt. Wet zijn de salarissen niet hoog, soms zelfs zeer laag, maar voor hulpmiddelen voor de beoefening der wetenschap worden schatten besteed. Zelfs heeft de Universiteit van Chicago een eigen expeditie werkzaam in het Eufraatdal.

Voor de juiste kennis en uitspraak der Amerikaansche taal geeft de Universiteit van Chicago den toon aan. Voor de meeste talen, in Amerika gesproken, is in Chicago een leerstoel. In het vorige jaar is ook een leerstoel in de Nederlandshe taal, letterkunde en geschiedenis gevestigd, en is Mr. T. de Vries als hoogleeraar aangesteld.

Over dezen leerstoel schrijft „De Calvinist” van 30 Dec. 1911:

„De Nederlandsche leerstoel aan de Universiteit te Chicago is in vollen gang. Dr. T. de Vries, door wien deze stoel is bezet, geeft wekelijks een lezing over een onderwerp in verband met het doel waarvoor de leerstoel werd opgericht, terwijl bij ’t begin van ’t jaar een geregelde cursus van vier uren per week zal worden begonnen.

Hiermede werd een ideaal verwezenlijkt, waaraan de afdeeling Chicago van het algemeen Nederlandsch Verbond eenige jaren onafgebroken heeft gearbeid, en thans mag zij haar streven met een goeden uitslag bekroond zien.

Het was reeds in het jaar 1905 dat op een der bestuursvergaderingen werd besloten, een onderzoek in te |92| stellen op welke wijze men dit plan verwerkelijkt kon krijgen. De uitslag was echter, dat de committee, voor dat doel benoemd, moest rapporteeren, dat de bezwaren, daaraan verbonden, bijna onoverkomelijk waren, en men genoodzaakt was voorloopig hiervan af te zien. Toch liet men de zaak nooit geheel rusten. Op den 30sten October 1906 werd nl. op een vergadering van bovengenoemde afdeeling een debat geleverd door de heeren L. Holstein en T. Emmering over het onderwerp: „Is een leerstoel in de Nederlandsche Geschiedenis, taal en letteren aan een onzer Universiteiten noodig om onze Amerikaansche instellingen in haar oorsprong te kennen?” Zoo werd het publiek eenigszins op de hoogte gebracht met het streven der „afdeeling”, en werd de sympathie van het volk daarvoor opgewekt.

Meer activiteit in deze zaak kwam er echter, toen op den 4den Febr. 1997 Mr. Oosterheerdt op een bestuursvergadering der afdeeling verscheen, met meerdere inlichtingen omtrent de mogelijkheid, om aan dit plan uitvoering te geven. Onmiddellijk werd nu een committee benoemd om een petitie te laten opstellen, teneinde deze, onderteekend door vele Nederlanders, den Senaat der Universiteit aan te bieden. Op last der commissie werd deze petitie opgesteld door Mr. A. Oosterheerdt, die zich in deze zaak heel wat opofferingen getroost heeft; correspondentie voerde met Hollanders in alle oorden van het land. De petitie werd door omstreeks 500 handteekeningen gesteund. Zelfs ex-president Roosevelt gaf door tusschenkomst van den toenmaligen congresman Hon. G.J. Diekema schriftelijk zijne ingenomenheid met dit plan te kennen.

De Senaat van de Universiteit gaf te kennen dat hij het plan |93| zeer toejuichte, doch waar er een endowment van 10,000 dollar noodig zou zijn om zoo’n leerstoel te onderhouden kon op dit oogenblik niet tot uitvoering worden overgegaan.

Natuurlijk was dit, hoe vriendelijk het antwoord ook was, een nieuwe teleurstelling. Toch werd de correspondentie met de Universiteit geregeld onderhouden; ook van het hoofdbestuur van het A.N.V. kwam een schrijven, waarin aangedrongen werd, om aan de zaak door te werken.

En nu gebeurden er twee dingen, die in deze zaak plotseling een gunstige wending brachten, ten eerste, Dr. T. de Vries kwam in Amerika, welke zijne bereidheid te kennen gaf aan deze zaak mede te werken, en ten tweede: J.D. Rockefeller vermaakte eenige millioenen dollars aan de Universiteit, zonder nu voor elken dollar te bepalen, waarvoor hij gebruikt moest worden. En het was toen dat de Universiteit zeide: Indien de Hollanders als een blijk van belangstelling 2000 dollars voor deze zaak bijeen brengen, dan wordt de stoel geplaatst. Nu dus maar weer aan ’t werk. Nu werden inteekenlijsten geopend, om die noodige som bijeen te krijgen. En al is ook op dit oogenblik de volle som nog niet geteekend, toch is het zoover gekomen, dat de cursus een aanvang kon nemen.

Naar wij vernemen, zal de afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond een volledig verslag geven, hoe deze zaak zich heeft toegedragen.

Als een gunstig teeken mag vermeld worden, dat de lectures van Dr. De Vries steeds met een goed gehoor vereerd worden, en er bestaat geen twijfel of zij zullen hun invloed doen gelden in de wetenschappelijkewereld van dit land.” |94|







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004