Hoofdstuk XII. Chicago.


Sedert den ontzettenden brand van 1871 is Chicago veel schooner en grootscher, dan het vroeger was, uit zijn asch herrezen. Machtige openbare gebouwen en handelshuizen zijn gebouwd, kolossen van tien, twintig en meer verdiepingen hoog zijn verrezen, grootsche parken zijn aangelegd, deftige kwartieren ingericht, en wie de beweging, de handelsdrukte in Chicago van nabij heeft gadegeslagen, hij kan verstaan, dat zijn bewoners trotsch zijn op hun stad. Er schijnt een bestendige naijver te zijn tusschen New-York en Chicago, en de man van Chicago leeft in het vertrouwen, dat na eenige jaren zijn stad de meerdere is boven New-York. Trouwens, in rumoerige drukte en in voortgejaagd haastig leven staat Chicago in geen enkel opzicht beneden New-York, en het is volstrekt niet vreemd dat in dit geweldige centrum van Amerika, waar dagelijks voor millioenen dollars aan goederen omgezet worden, waar tevens de speculatiewoede haar hoogtij viert, waar voor de wereld geleefd wordt en ook de werkman geregeld twee tot vier dollars |75| per dag verdient, dat hier in de wilde roezemoes van het leven de man van Chicago zich voelt. To make money — geld verdienen — dat is de leuze van den Amerikaan, maar in het bijzonder van den man van Chicago. En wijl hier alles jong is, en godsdienst noch cultuur diep heeft ingewerkt op het breede volksleven, is het hier een leven voor de wereld, een oppervlakkig, voortgejaagd leven. Hurry up — haast u wat — dat is de lijfspreuk van den drukken man van Chicago. Toen een electrische tram een oogenblik oponthoud had, zag ik, dat een man zenuwachtig druk opstond en den conducteur verdrietig toeriep: Hurry up.

In de binnenstad woelt en jaagt en vliegt het alles dooreen. De koel berekenende en tegelijk zenuwachtige trek op het gelaat verraadt, dat de man van Chicago veel te doen heeft, dat hij jaagt naar het voorgestelde doel. Op de handelsbeurs wriemelt en krioelt het alles dooreen, en met zenuwachtig gebaar, opspringend, lijfschokkend, armbewegend, schreeuwend met afwisselenden lach en stroeven ernst op het gelaat, vertolkt de beursman, welke zaken hoofd en hart vervullen. Voor den rustigen toeschouwer, die niet meeleeft in wat daar geschiedt, schijnen die menschen dwazen en bezetenen. En misschien heeft hij met betrekking tot sommigen niet geheel ongelijk. Maar temidden van die wondere drukte worden zaken gedaan en kolossale bedragen omgezet. En op de straten, in het hart van de city, is het een voortdurend gonzen en dringen en jagen. Electrische trams, auto’s, rijtuigen van allerlei aard, karren en vrachtwagens haasten voort. In den grooten wirwar schijnt voor den toeschouwer alles te zullen botsen en breken, maar elk vindt toch zijn weg, en alles gaat in |76| regelmatige orde, alles luistert naar den politieman, die, op het kruispunt van de straten staande, met handgebaar heel het verkeer regelt. Evenals in New-York en in Londen, is de politieagent een gentleman, een net, algemeen ontwikkeld en beschaafd man. Hij boezemt ontzag in en oefent invloed uit, niet door zijn wapenen en dreigende houding, hij is slechts gewapend met een eenvoudig kort stokje, is zeer stemmig gekleed, en draagt geen bijzonder onderscheidingsteeken dan een grijzen helm.

Snel vliet de wielende maalstroom van het leven en de vervoermiddelen door de stad, de elevated railroads (bovengrondsche sporen) de trams, enz. komen den man van Chicago te hulp. Eigenaardig is, dat de snelheid van beweging en de handigheid van de bewoners der metropolis eigenaardige spreekwijzen in het leven geroepen heeft. He has out-chicagoed him zegt men van iemand, die een ander te vlug af geweest is. Trouwens, degenen, die van uit de verschillende provinciën komen in Chicago, schijnen een bijzonder diepen indruk te hebben van de handigheid en slimheid der Chicagoër dieven en zakkenrollers, maar hoevele verhalen ik daarvan ook hoorde, ik gevoelde mij al spoedig heel gemakkelijk in het drukke leven van de wereldstad. Maar dit neemt niet weg, dat men niet kan verkeeren in een stad als Chicago, zonder den indruk te ondervinden en te ondergaan van het leven, waarin men zich bevindt. Men ontkomt niet aan den duizelingwekkenden invloed van den geweldigen maalstroom, waardoor men ook bij het verblijf van enkele dagen wordt meegevoerd.


Chicago is een echt Amerikaansche stad. Uit alle deelen |77| der wereld komen de duizenden en tienduizenden jaarlijks en werpen zich daar in dien grooten levensstroom, om het geluk te beproeven, en met alle energie daar te werken, zaken te doen en geld te verdienen. Naar een berekening van Prof. C.D. Buck in 1903 zijn er in Chicago niet meer dan 300.000 van de bewoners van Amerikaanschen bloede. Er zijn ongeveer 500.000 Duitschers, 250.000 Ieren, 225.000 Scandinaviërs, 160.000 Polen, 110.000 Bohemers, 40.000 Italianen, 60.000 Canadeezen, en 100.000 Engelschen en Schotten. Daarnaast zijn allerlei kleinere groepen, ook tienduizenden van Nederlandschen bloede. Naast het Engelsch wordt in 14 talen gesproken, de kleinere groepen meegerekend zelfs in 40 verschillende talen. Couranten worden in meer dan tien talen gedrukt. In de onderscheidene kerken wordt geregeld in meer dan 20 talen het Evangelie verkondigd. Chicago is de tweede Boheemsche stad van de wereld, de derde Zweedsche, de derde Noorsche, de vierde Poolsche, de vijfde Duitsche. De Chineezen hebben er hun eigen wijk, zetten daar het leven als in hun eigen land voort, en hebben hun eigen theewinkels en opiumkitten. De bewoners van Chicago zijn op den avond behoedzaam in deze wijk, wijl hier is de plaats der donkere misdaad.

Merkwaardig is de Jodenbuurt. Gij ziet daar de duizenden van het oude volk met de hun eigene beweeglijkheid en met hunne scherp sprekende gelaatstrekken in druk gesprek met elkander op de straten. De arme Jood, in Rusland zuchtend onder den knoet van den Kozak of uitgeworpen uit de maatschappij, mag hier de vrijheid genieten. En ofschoon vele Joden ook in Chicago de bitterheid der armoede en ellende niet ontgaan, gevoelen |78| zij zich toch vrij en genieten als weleer op Jeruzalem’s straten. Aan de Joodsche opschriften op de winkels, aan de eigenaardige uitstalling van de eetwaren en de dranken, aan hunne manieren en aan hun taal merkt gij terstond, dat gij in een geheel afgesloten deel der stad zijt. Joodsche kranten en Joodsche geschriften, met Hebreeuwsche karakters gedrukt, worden hier te koop aangeboden, en de haviksneus en de woestijnpas verraadt het oude volk. De Jodenmarkt is wel het meest typische deel van hun wijk. Allerlei is hier te koop. Levendig is de Jood bij zijn handel. En evenals zij oudtijds begeerig waren naar de pompoenen en den ajuin van Egypte, zoo genieten zij hier van den grooten overvloed van vruchten, en happen smakelijk in de lekkere beetjes zuur, die zij uit de schalen der kooplieden pikken.

Diep medelijden bevangt u als gij het ver van Jeruzalem verdrevene volk hier ziet, zich verzadend met den draf der wereld, en de bede stijgt op, dat God zich nog over hen ontferme, en hen doe luisteren naar het Evangelie, dat hier in onderscheidene gebouwen, door woord en geschrift hun gebracht wordt. |79|







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004