Jan Bavinck (1826-1909)

Wat is de zonde?

De Getuigenis. Maandschrift in het belang van Waarheid en Godzaligheid

Onder redactie van J. Bavinck en H. de Cock. Eerste Jaargang.
Te Kampen, bij S. van Velzen Jr. 1868-1869, 155-156

a



Dat de zonde bestaat, kan niet geloochend worden. Overal ontmoeten wij haar en zien wij tevens hare treurige uitwerkselen. Maar wat is zij, waarin bestaat hare natuur, haar wezen? De zonde is geen ding, geene zaak, gelijk sommigen gemeend hebben, die beweerden dat de stof reeds als zoodanig zondig of iets kwaads was. Maar alles, ook de stof, is van God, door Hem geschapen, en dan zou God, dat heilige wezen, de oorzaak van de zonde zijn. Dit nu is onmogelijk. God en zonde, zij hebben niets met elkander gemeen. Is de zonde alzoo geene concrete zaak, zij is intusschen ook geen loutere negatie of ontkenning, geen onvermijdelijke onvolkomenheid van het eindige zijn, geen logisch doorgangspunt dat elk schepsel noodzakelijk doorloopen moet. Wat is zij dan? De zonde is verzetting tegen en overtreding van de zedelijke wet, welke God den mensch gegeven heeft. De zonde zegt neen, waar God ja, en ja waar God neen zegt; zij wil, zij kan niet anders dan de heilige wet van God weêrstreven. Zij is niet alleen een gemis van liefde tot God, een gebrek aan de rechtheid die in ons zedelijk zijn en in onze zedelijke daden overeenkomstig Gods wet moest plaats hebben, maar zij is tevens ook iets positiefs, zij is — om het in een woord te noemen — niet anders dan zelfzucht. De mensch, van God losgerukt, stelt zich zelven tot een God; het eigen Ik zit op den troon en voert heerschappij: „die duistere heerscher,” hij is de afgod waarvoor de mensch knielt, het middelpunt om hetwelk hij zich beweegt.

De zonde is een vreeselijke macht; een kanker, waarmede |156| het gansche menschdom doorkankerd is. — Wie zal ons van die macht bevrijden en van dien kanker genezen? Gij zult Zijnen naam heeten Jezus; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonde.


Almkerk, Juli 1868.

J. Bavinck.


*

Bladvulling


Welk is het onderscheid tusschen de Heilige Schrift en de Geloofsbelijdenis? Antwoord. De eerste zegt ons wat wij gelooven moeten; de tweede is de uitdrukking van hetgene wij gelooven.

Zoo lezen wij in Gen. 1 : 1: In het begin schiep God den hemel en de aarde; en in de algemeene Christelijke Geloofsbelijdenis zeggen wij: Ik geloof in God den Vader, den almachtigen Schepper des hemels en der aarde.


*

Kaestner beantwoordde eens de vraag: wat heet het toch in de wetenschap met zijn tijd voort te gaan? op de volgende wijze:

In de Wiskunde gedurig al meer te weten; in de Godgeleerdheid gedurig al minder te gelooven; en in de Wijsbegeerte gedurig al meer kunstwoorden uittevinden.




a.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2004